vrijdag 6 november 2009

TRUFFELS IN DE KEUKEN







Bij Sylvie hebben we truffels gekocht van beide soorten. Voor de Melanosporum betaalden we 850 euro per kilo, voor de Brumale 450 euro. We doen de Melano's in een glazen bokaal, samen met wat eieren. Dat is het meest voor de hand liggend, want na een nachtje zijn de eieren volledig doordrongen van de truffelsmaak. De omelet die we van de eieren maken, smaakt dan ook super.
Vervolgens gaan we met de truffels naar Bruno, de chef van het dorp, en vragen hem om er enkele echte regionale klassiekers mee te bereiden. Bruno geeft ons al meteen een belangrijke tip: De Melano en de Brumale hebben ieder hun eigen toepassingen. Gebruik een Melano uitsluitend in korte bereidingen. Maar de Brumale heeft juist lange bereidingstijden nodig om tot zijn recht te komen. De chef vertelt ons dat hijzelf de Melano nooit vers zal gebruiken, want dat geeft volgens hem te weinig smaakrendement. Liever blikt hij de truffels in met Armagnac, Porto en wat zout. De blikjes of bokaaltjes laat hij drie uur in water koken. Alle smaakstoffen zijn dan uit de truffel naar het nat overgegaan. Dit nat, de jus de truffe, is de beste basis voor bereidingen. De truffel die zijn smaak verloren heeft, dient alleen nog als garnering.



Caille rôti, raviole de pomme de terre truffé
Enkele verse truffels Brumale worden een half uur gekookt met armagnac, rode porto, water, zout en peper. Voor de farce worden varkensvleessnippers tot gehakt gedraaid en vermengd met een ei, peper en zout. Met deze farce worden kwarteltjes gevuld. De kwartels worden omwikkeld met gerookt spek, opgebonden en gebraden in een pan met boter en olie. Als alle zijden mooi gekleurd zijn, wordt gevogeltebouillon en de uit de Brumales verkregen truffeljus toegevoegd, waarna alles gedurende 20 minuten onder het deksel mag sudderen. Daarna wordt het braadvocht ingekookt voor de jus. Van een flinke aardappel worden zeer dunne plakjes gesneden. De aardappel mag niet gewassen worden, dit omdat het zetmeel voor het plakken nodig is. Tussen twee aardappelplakjes wordt een dun plakje truffel gelegd. Vervolgens worden deze ravioles in een mengsel van boter en olie gebakken. Het garnituur bestaat tout simple uit wat veldsla en platte peterselie.




Parmentier de canard à la truffe
Een zachte aardappelpuree wordt gemaakt van aardappel, boter en melk waarin een nachtje een truffel Melano heeft gelegen. De puree wordt vermengd met fijngesneden truffel. Borstfiletjes van eend worden gepeperd en gezouten, in ca. 2 minuten rosé gebakken in boter en dan versneden. De pan wordt afgeblust met rode wijnazijn en honing, waarna het vlees weer wordt toegevoegd. Op het bord wordt een laag puree gestort in een grote ring, gevolgd door een laag versneden vlees en afgedekt door een laag puree. Dit gerecht moet zéér warm worden opgediend.

dinsdag 3 november 2009

LE MAI

De meiboom, le mai, is een versierde boom die je na elke verkiezingen in heel Frankrijk ziet. De trotse boom, een overblijfsel van de Franse revolutie, maar ook al bij de oude Kelten in zwang, wordt door de dorpsbewoners geplant bij iedereen die tot burgemeester of gemeenteraadslid werd verkozen. Ook zie je wel eens een meiboom bij een huis staan met de tekst "honneur à notre patron". In dat geval heeft het personeel uit sympathie een meiboom voor zijn baas geplant.
Het planten van de boom is een bijzondere gebeurtenis waaraan het hele dorp deelneemt. De mannen zetten de boom rechtop, de vrouwen dekken de tafels en voeren de wijn aan. Het planten van een mai is altijd een groot feest dat de hele dag kan duren.

LE PETIT PARIS






Vier kilometer van Saint-Pompon vandaan ligt buurdorp Daglan. Dit dorp wordt om zijn wondermooie dorpskern met peperkoekhuisjes ook wel Petit Sarlat genoemd. Het plaatselijke restaurant is één van mijn favorieten. Le Petit Paris genoot vele jaren geleden grote faam, toen sterrenchef René Gillard nog in de pannen roerde, met topper Robert Besse als souschef. Toen René naar L'Esplanade in Domme verhuisde en Robert naar zijn Gabarrier in Allas-les-Mines vertrok, bleef er van de faam helaas maar weinig over. Maar daar is verandering in te komen, getuige het trotse Michelin-schildje dat tegenwoordig aan de gevel hangt: een Bib Gourmand. Die kun je beschouwen als een kleine Michelin-ster.
Sylvain en Martine Guilbot namen het restaurant in 2002 over en lieten er geen gras over groeien. Ze willen kwaliteit en dat beloont. Sylvain deed de hotelschool in Souillac en bekwaamde zich verder in de dure huizen van Courchevelle, Le Croix Valmer, Londen en Corsica. Hij liep stages bij de wereldberoemde chefs Blanc en Verger. Op de spijskaart zien we dat de in Sarlat geboren chef van de regionale klassiekers houdt. De foie gras is nooit ver weg en wordt als terrine, als gazpacho (koud soepje), als rôti aan een brochette of mi-cuit gepresenteerd. Sylvain houdt daarbij van een kleine Aziatische toets, hij vult zijn gerechten aan met een paar nemmetjes (Vietnamese loempiaatjes), een kippeboutje tandoori, een infusie van groene thee, een sushi of een gemberijsje. Dat past allemaal zeer goed bij de keuken van de Périgord.
De uit Pau afkomstige Martine zit op haar praatstoel en vertelt vol vuur over haar nieuwe dorpje. Toen het stel voor het eerst in Daglan kwam, was het liefde op het eerste gezicht. In tien minuten beslisten ze om het restaurant te kopen. Spijt hebben de twee niet, ze voelen zich goed in hun vel. Stelselmatig voeren ze beetje bij beetje veranderingen door. De klanten zijn intussen zeer tevreden en stromen toe. Logisch, want waar vind je à la carte een voorgerecht voor tien, een foie gras bereiding voor twaalf, een hoofdgerecht voor negentien en een dessert voor acht euro? In Le Petit Paris dus!




SNOEPJES

We hebben nu eenmaal een culinaire uitgeverij. Onze redacteurs zijn kok of pâtissier en in Schilde (België) beschikken we over een eigen culinair centrum. Logisch dat we onze mensen vroegen om een toepasselijk kadootje voor de Pomponais te maken: snoepjes met daarin een rood hartje (uit liefde) en de naam van het dorpje. Dat is uniek, want zeg nou eens eerlijk: welke gemeente heeft zijn eigen snoepjes? Hooguit Parijs misschien. En nu dus ook Saint-Pompon. De dag nadat we ze hadden uitgedeeld, liep iedereen plezierig op een snoepje te sabbelen, het zijn de kleine dingen die het leven hier aangenaam maken.
Een der buren klopt aan de deur, hij komt melden dat een band van mijn auto plat staat. Onderzoek leert dat een enorme spijker de boosdoener is. Dat kan in Amsterdam, Brussel of Londen een probleem zijn, niet in Saint-Pompon. Monsieur Cabianca, de gepensioneerde aannemer, is al onderweg om een zware compressor in zijn camionette te laden en een andere buur gaat bellen naar zijn schoonzoon die verstand van banden heeft. Iedereen in het dorp die toevallig passeert, draagt zijn steentje onmiddellijk bij tot het probleem definitief is opgelost. Wij in het noorden zijn vergeten om elkaar te helpen, we zijn te druk met onszelf bezig en stoppen zelfs onze ouders in een bejaardentehuis om tijd vrij te maken voor ons getennis en gegolf. In dorpjes als Saint-Pompon gaat dat anders. We zouden er veel van kunnen leren.

GALLISCHE KONINGSGRAVEN ?

Saint-Pompon wordt doorsneden door een Romeinse weg die Périgueux (Vesuna) en Cahors (Divona) met Toulouse (Tolosa) verbond. Daar waar deze weg het dorp in het noorden verlaat, is hij nog volledig intact. Daar stijgt hij naar de beboste flank van de heuvel Grilloux. Na enkele honderden meters zie je rechts van de weg enorme stenen die keurig in het gelid staan. De sfeer wordt nu nog geheimzinniger, want achter deze oude muur is iets te vinden waarover de meningen van de Pomponais verdeeld zijn. Over een grondoppervlak ter grootte van enkele voetbalvelden zijn hier en daar hopen stenen te zien die qua vorm op graven lijken. Sommige van die steenhopen laten nog duidelijke restanten van metersdikke stenen bouwwerken zien. Wat is hier vroeger geweest? Onmiddellijk moet je denken aan een begraafplaats uit de neolithische tijd. Dan moet die wel héél belangrijk zijn geweest. Gallische koningsgraven misschien? Opgravingen zijn er nog niet geweest, dus blijft het gissen.

ROMEINSE SNELWEGEN



Overal in Italië, Frankrijk, België en Nederland vind je restanten van Romeinse heirbanen. In het vlakkere noorden zijn het veelal kaarsrechte wegen, in heuvel-of bergachtige gebieden lopen ze meestal over de heuvelflanken, beschermd door dik struikgewas. Het waren snelwegen avant la lettre die snelle troepentransporten mogelijk moesten maken en waarlangs tevens de handelaren zich voortbewogen. In Saint-Pompon moeten er meerdere bij elkaar zijn gekomen, want je vindt sporen in alle windrichtingen. Wellicht is het kruispunt van wegen de bakermat van het dorp geweest. Tijdens de lange tochten moesten de Romeinse legionairs en handelaren immers na elke dagmars halthouden om te rusten, te eten, te drinken en om de paarden te verzorgen en daar was accomodatie voor nodig. Een bijzonder mooie, myserieuze weg loopt over de heuvelrug tussen Saint Pompon en Daglan. Ga op een steen langs de kant zitten, doe je ogen dicht en je hoort de marcherende legionairs voorbij komen.

zondag 18 oktober 2009

POMPON IS NOOIT VER WEG







Uit de bijgevoegde foto's blijkt het overduidelijk: Saint-Pompon is nooit ver weg.



zaterdag 3 oktober 2009

NIT D'AMOUR







De mensen in de Périgord die vroeger hun schapen of geiten hoedden, hadden niet veel te doen en bovendien lag het landschap bezaaid met stenen. Tijd en stenen, wanneer je die twee samenvoegt, krijg je een bouwwerk: de borie. Daarin kon men beschutting zoeken bij onweer en er zijn schop en hark in opbergen. Het typische aan een borie -het landschap rond Saint-Pompon is er mee bezaaid- is dat ze uitsluitend uit stenen zijn gemaakt. Er kwam geen gram cement aan te pas. De bouwtechniek werd in de loop der eeuwen telkens van vader op zoon overgegeven.


Hoewel de meeste bories een doorsnee van minstens vier meter hebben, zijn ze van binnen nauwelijks anderhalve meter groot. Zo dik zijn de muren. Het massieve dak is gemaakt van lauzes, platte stenen. Van sommige bories staat vast dat ze al meer dan duizend jaar oud zijn, dankzij hun oerdegelijke constructie doostaan ze de tand des tijds met gemak. In wezen zijn het atoomschuilkelders avant la lettre. In sommige afgelegen bories tref je wel eens een oude matras of een druipkaars aan. In zo'n geval dient de borie als nit d'amour, als liefdesnestje.

donderdag 1 oktober 2009

VOOR NAT











Speciaal voor Nathalie zijn hier nog enkele foto's van de forge die ik aan het verbouwen ben.

woensdag 30 september 2009

OUDERWETSE WIJN


De vendange, de druivenoogst, is in Saint-Pompon nu bijna afgelopen, twee weken eerder dan normaal. Het wordt een topjaar. Ik bestudeerde het fenomeen bij Christian Laplanche en Carine deed mee aan de pluk. Christian heeft 12 tot 15 verschillende rassen staan, hij weet het zelf niet precies. Hoe meer rassen hier, hoe beter. Zelfs bij wit of rood wordt geen onderscheid gemaakt, alles gaat door elkaar. Wanneer een aanhangwagen door de plukkers is gevuld, rijdt Chrisian naar de boerderij. Daar hangt hij een dikke slurf in de aanhanger die de druiven opzuigt. In de centifugaalpomp wordt alles vermorzeld, de pulp gaat in een hele grote betonnen kuip onder de grond. De gisting begint vijwel meteen en duurt enkele weken. Daarna wordt de wijn gefilterd en overgepompt in andere cuves.
In Saint-Pompon worden geen hoogdravende wijnen gemaakt, ze hebben geen enkele status. Ze worden hier petits vins genoemd, kleine wijntjes. Veel belangrijker dan de kwaliteit is de sociale functie van de wijn. De oogst is iets om mee te maken. Alle mensen van het dorp, inclusief de negentigjarigen, doen mee. Na drie uurtjes rustig plukken staat de maaltijd klaar en die is altijd imposant. Uiteraard wordt er stevig bij gedronken en bij de koffie komt de bidon vieilles prunes voorbij. Daarna moet er nog geplukt worden, maar dat is dan geen al te serieuze aangelegenheid meer. Voor degenen die aan de pluk hebben deelgenomen (oma houdt daar de administratie van bij), bestaat een altijddurende aanbieding: de wijn kost het hele jaar 80 cent per liter. De café's en restaurants van het dorp serveren deze wijn eveneens. Voor mij is het de lekkerste wijn ter wereld.

dinsdag 29 september 2009

BRICOLER







Ik ben weer eens een weekje in Saint-Pompon, mijn dorpje in de Périgord. Toen een paar jaar geleden ons huis (14e eeuws) was gerestaureerd en ik me een beetje verveelde, kregen we de kans om een ander pand aan te schaffen op 30 meter afstand. Het betreft de oude dorpssmederij. Het pand heeft veel mogelijkheden en heeft zelfs een tuin, wat vrij uniek is in een oude bourg (burcht). De eerste verrassing kwam al bij de notaris: voor het geld hadden we niet één maar twee huizen gekocht plus nog een lap gond buiten het dorp. Een gelukje. De tweede verrassing kwam toen ik de betonvloer in de smederij uitkapte. Er kwam van onder het beton een bijzondere vloer tevoorschijn. Enthousiast vertelde ik dat in het café, waarna de volgende ochtend om negen uur monumentenzorg op de stoep stond. Ik mocht niets meer aanraken in afwachting van een onderzoek. Achteraf bleek de vloer uit de gallo-romeinse tijd te stammen, rond de 4e eeuw na Chr. Ook de waterput in de tuin is in die tijd gebouwd. Vermoedelijk zal het toen een smederij in de open lucht zijn geweest of een houten gebouw. De vloer bestaat deels uit eiken balken die rechtop in de grond zijn gezet, deze houten vloer is tot 4 meter dik. Het andere deel bestaat uit platte rivierstenen van ongeveer twee meter lang die eveneens rechtop staan. Enfin, het werd me zelfs verboden om op die vloer te lopen. De oplossing die er nu kwam, is dat er een houen vloer met vrije overspanning komt en dat er twee vensters van plexiglas inkomen.
Maar daar ben ik nog niet aan toegekomen. Eerst heb ik op de verdieping twee slaapkamers plus een badkamer gemaakt. Vooral de badkamer maakt indruk, want die meet 30 m² en is voorzien van een dubbele jacuzzi en een douche met stoom, voetmassage, cd, radio en telefoon.
Deze week ben ik met het betegelen van de keuken bezig, lekker op m'n gemakje, 2 m² per dag. Want het moet wel een ontspanning blijven. Carine heeft inmiddels de monumentale notenhouten trappartij geschuurd met staalwol. Zij is momenteel met de duivenpluk bezig.

zaterdag 1 augustus 2009

VOILA




Voila, het is al weer de laatste vakantiedag. Ik was bijna acht weken in Saint-Pompon, de tijd vloog voorbij, aan alles komt een einde. Voornamelijk (zes dagen per week) heb ik me bezig gehouden met het verbouwen van de forge. De eerste verdieping is nu helemaal klaar: twee slaapkamers en een enorme badkamer.


De muren moesten worden afgekapt en de vrijgekomen natuursteen moest opnieuw gevoegd, een heidens karwij. Ook een stevig werkje was het vrijmaken van de kalkplafonds waaronder mooie balken zaten. De binnenmuren werden verdikt, zodat de electra er kon plaatsnemen, en behangen. De oude deuren werden opgeknapt. Carine schuurde de houten vloeren en zette die in de beits en vervolgens de was. De vensters waren hier en daar zo goed als verrot, die heb ik gerestaureerd en verstevigd. De monumenale trappartij werd geschuurd met fijne ijzerwol.


De badkamer werd voorzien van een tweepersoons jacuzzi en een douchecabine met stoom, ozon, muziek en voetmassage.


In september kom ik weer terug om de keuken te betegelen en de living van een houten vloer te voorzien.

woensdag 1 juli 2009

BAKKER PASCAL


Aan het eind van deze middag is onze dorpsbakker, de 32-jarige Pascal Rimontueil, op tragische wijze om het leven gekomen. Pascal was zijn weide aan het hooien toen zijn tractor kantelde.

We zullen zijn jovialiteit in onze herinnering bewaren.

maandag 29 juni 2009

DE STOOMTREIN

















Saint-Pompon is tegenwoordig vooral ingeslapen, vroeger moet het er een drukke bedoeling zijn geweest. Elk straatje had zijn eigen specialistische markt. In de Grande Rue werden ganzen en eenden verhandeld, in de Rue de l'Hôpital gingen de varkens van hand tot hand. Er wordt beweerd dat het dorp vroeger maar liefst zeven cabarets telde, gelegenheden waar je kon drinken onder een muziekje en in twijfelachtig gezelschap kon slapen. In elk geval passeerde het stoomtreintje van Sarlat naar Villfranche het dorp, oude foto's houden de herinnering levend. Ook diverse stationnetjes zijn er nog steeds, op het grondgebied van Saint-Pompon staan er drie. Buiten die in het dorp zelf is er een voor de inwoners van Saint-Laurant-la-Vallée (wel vier kilometer lopen) en een in het gehucht Babiot.
De economie maakte ooit glorietijden mee. Honderd jaar geleden waren vrijwel alle boeren wijnbouwer. Die cultuur werd vernietigd door de druifluis phylloxera, die trouwens de volledige Europese wijnbouw ten gronde richtte. De meeste Pomponnais stapten over op het telen van tabak of gingen in de mijnen werken. Mijnen? Jawel, want ook die had Saint-Pompon. Zeer gereputeerde mijnen zelfs. Tussen 1900 en 1914 bestond er een mijn waar zeer pure en gave kalksteen werd gewonnen, speciaal bestemd voor de drukkerijwereld. Toen men de ouderwetse steendruk verruilde voor modernere druktechnieken, werd de mijn gesloten. Van twee andere mijnen zijn de sporen nog goed zichtbaar: de okermijnen. De gele kleurstof van Saint-Pompon genoot een internationale reputatie.
Wat staat er nog meer in de dorpsannalen geschreven? Dat er in 1881 nog 1350 mensen woonden. Dat er tijdens de Eerste Wereldoorlog 49 jonge Pomponnais sneuvelden. Dat de omgeving in 1819 geteisterd werd door roversbendes. Dat er in 1816 nog wolven in de bossen zwierven. Dat de Duitsers tussen 1940 en 1944 tweemaal het dorp passeerden, evenwel zonder schade aan te richten. Dat de anders rustige Mandalou op 11 oktober 1915 zodanig overstroomde dat diverse huizen instortten en daarbij twee kinderen om het leven kwamen. Dat in 1970 de laatste van de vele watermolens de deuren sloot.

donderdag 25 juni 2009

ZELFS CAROLINE


Caroline is voor Franse meisjes een wereldberoemdheid. Ze speelt de hoofdrol in de jeugdboeken die haar naam dragen. Miljoenen kinderen hebben Caroline's avonturen al gelezen en miljoenen zullen dat nog doen. In boek nummer 19 "Caroline au cirque" bezoekt onze heldin Saint-Pompon om er de nodige circusavonturen te beleven. De eerste regel van het boek luidt: "Un beau matin, le petit village de Saint-Pompon est réveillé par des roulements de tambour et des cris joyeux." (Op zekere dag wordt het dorpje Saint-Pompon wakker door tromgroffel en vrolijke kreten).

dinsdag 23 juni 2009

DE HONDERDJARIGE OORLOG












De Honderdjarige oorlog, van 1337 tot 1453, was bepalend voor het gehele Dordogne-gebied, dus ook voor Saint-Pompon. Het was een lange serie van schermutselingen tussen de koningen van Frankrijk en Engeland, af en toe was er een kortdurende wapenstilstand. Tijdens deze oorlog, die ook nog eens gepaard ging met de pest, werd de Europese bevolking gedecimeerd. Het conflict had vooral te maken met koninklijke huwelijken binnen het feodale systeem, waardoor de Engelse koning in principe verantwoording moest afleggen aan de Franse. Dat was schoppen tegen het zere been. Het voert te ver om u het hele conflict uit de doeken te doen, feit is dat tramelant van kwam. De Fransen waren aanvankelijk vol goede moed. Want uiteraard, zo dachten ze, konden ze makkelijk winnen van het Engelse leger dat niet eens in staat was om de rokjesdragende Schotten te bedwingen. Het pakte echter anders uit. Bij de veldslag van Crécy (1346) werden de Fransen roemloos verslagen door de Engelse boogschutters. Tijdens de veldslag bij Poitiers in 1356 werd de Franse koning zelfs gevangen genomen. Uiteindelijk stierf hij als oneerbare gevangene in Londen. Dat moet je met trotse Fransozen niet doen, dus kregen de Engelsen het weer moeilijk.
In het Franse binnenland morde het volk, moe van alle plunderingen en verkrachtingen door de Engelse en Franse legers en de steeds stijgende belastingen die het geweld moesten betalen. Uiteindelijk, na meer dan honderd jaar, konden de Fransen de overhand krijgen door de introductie van een nieuw wapen: het kanon. Hoewel dat ding aanvankelijk net zo gevaarlijk was voor de bedieners, konden zelfs de Engelse boogschutters daar niet tegenop.
Saint-Pompon had danig met de oorlog te maken omdat de provincie Aquitanië lange tijd Engels bezit was. De grens tussen de Engelsen en Fransen ging steeds op en neer. Saint-Pompon lag in de frontlinie en was afwisselend Frans en Engels gebied. Er werd graag om gevochten want ons dorp telt maar liefst drie kastelen: die in het dorp naast de kerk, château Mespoulet en château Castelviel even buiten het dorp. In de regio werden volop fortificaties gebouwd. In armere gemeentes werden de kerken (automatisch met een dikke muur) ter verdediging en als vluchtburcht ingericht. In plaatsen met een grote welstand loonde het de moeite om de dorps- of stadskern van hoge muren te voorzien. Niet alleen de rijkdom, ook de aanwezigheid van natuurlijke bouwstenen zal op dit proces van invloed zijn geweest.
In de omgeving van Saint-Pompon zien we vandaag nog enorme kastelen die aan de Honderdjarige Oorlog doen denken. Het bekendste en één van de meest imposante adelaarsnesten is het kasteel van Beynac aan de rivier de Dordogne, de thuisbasis van Richard Leeuwenhart. Wanneer je het kasteel onder begeleiding bezoekt, kom je meteen in de sfeer. In het kasteel van Castelnaud, schuin tegenover en aan de andere kant van de rivier, was meestal de vijand gevestigd. Het kasteel is te bezoeken, je maak er kennis met de grootste katapults ter wereld.
Saint-Pompon zelf werd door de Engelsen ommuurd. De dorpskern met de kerk, het kasteel en enkele huisjes werden beschermd gebied. Van die natuurstenen muur, vijf meter hoog, zijn tegenwoordig alleen nog enkele restanten te vinden en dan met name drie poorten: de eerste als onderdeel van de kasteelmuur, de tweede en mooiste in het centrum pal tegenover ons huis en de derde tussen de beenhouwer en de apotheek. Om door dat laatste poortje te gaan, moet je bukken. Tijdens de watersnoodramp van 11 oktober 1915, waarbij het plaatselijke beekje de Mandalou een rammende watermassa werd, kwam er een hoop slijk mee. Die liet het poortje voor een deel dichtslibben, niemand heeft er nadien nog iets aan gedaan.
Wat is er met de muren gebeurd? Die bleken achteraf een prima bouwmateriaal voor nieuwe huizen. Kijk naar ons eigen huis. Daarvan werd de benedenverdieping gebouwd tijdens de Honderdjarige Oorlog. Het huis lag nèt buiten de omwalling, de muren zijn dan ook 180 cm dik. De bovenverdieping werd onmiskenbaar opgebouwd uit materialen die van de muur afkomstig zijn. Je ziet aan de vorm van diverse stenen dat ze ooit een ander doel dienden. Het kasteel en de kerk in onze dorpskern hebben het geweld van eeuwen fier overleefd. Haar stenen zijn op hun plaats gebleven. En de Tweede Wereldoorlog dan? De dorpsannalen melden dat de Duitsers slechts één keer zijn gepasseerd, evenwel zonder schade aan te richten.




De meeste tegenwoordige schade is aangericht door (alweer) de Engelsen. Als ik (of ieder ander verstandig mens) een middeleeuws huis wil verbouwen, heb ik vooral respect voor de tradities. Alles blijft intact, voor een nieuwe deur of nieuw raam zoek ik iemand die he authentieke kan vervangen, zonder consessies. De Engelsozen denken daar anders over. Je kunt hun middeleeuwse huizen herkennen aan de plastic ramen en deuren...

zaterdag 20 juni 2009

EEN HUIS VERBOUWEN

Carine en ik hadden dus een bouwval gekocht. Die zou weldra zijn omgetoverd tot een paleisje, zo had ik overwogen. In België hadden wij samen al ooit een oud boerderijtje tot op de grond afgebroken en het opnieuw weer opgebouwd. We hadden dus voldoende ervaring en kenden inmiddels de valkuilen waar je als bouwheer niet in mag lopen. Bouwen en verbouwen is vooral een kwestie van de juiste mensen zoeken en die zij er in Fankrijk (gemeten naar het aantal witte bestelautootjes) in overvloed. Nadat de plannen en bouwtekeningen waren gemaakt, gingen we rondbellen en de respons was groot. Allerlei lieden, van plombier tot electricien, van maçon tot charpentier, stonden binnen enkele dagen voor de deur. Ze keken rond, schudden met hun hoofd, keken ons meewarig aan en beloofden op een offerte te maken, een devis. De prijzen van de offertes vielen gelukkig mee, dus konden we concrete aspraken gaan maken. Zoals het een nietsvermoedende noorderling betaamt, had ik een prachtig tijdsplan opgesteld waarbij de ouvriers elkaar niet in de weg zouden lopen. Ze gingen er allemal mee accoord, ik kreeg zlfs complimenten van ze.

Vervolgens gebeurde er helemaal niets. Geen enkele ouvrier verscheen op het appèl, zelf een maand later had ik nog niemand gezien. Carine ging bellen en kreeg steeds hetzelfde vriendelijke antwoord: "On s'occupe de vous", we zijn met u bezig. Wat moesten we doen? Inderdaad, we gingen zelf bezig. De woonruimte, in de klassieke huizen van de Périgord altijd op de eerste verdieping gelegen, bestond uit maar liefst negen kamertjes. Sommig waren niet groter dan vier vierkante meter. Alle tussenmuren werden gesloopt en dat was een hels karwij. Toen alle muren weg waren, hielden we één grote ruimte over, met in het midden één attribuut: een wc. Die was dermate vies dat we hem zelfs niet met handschoenen wilden aanraken. Ik kwam toen op het lumineuze idee om rondom in de vloer te gaan zagen, het ding zou dan vanzelf naar beneden vallen. oevallig had ik op die plaats een trapgat gepland. Op dat moment besefte ik nog niet dat de op het oog vermolmde eiken vloerplanken zo hard als beton waren en bovendien vijf centimeter dik. Zelfs de nieuw aangeschafte cirkelzaag van een professioneel merk was er niet tegen opgewassen en begon te roken. Een week later lag de oude wc beneden. De volgende etappe was het plafond. Die was van lelijk en beschadigd stucwerk. Toen ik nieuwsgierig een gaatje maakte om te zien wat er achter zat, gingen onze harten sneller kloppen. Achter dat vieze stucwerk zat namelijk een prachtig plafond met eeuwenoude balken.

Er zijn dingen waar je normaal nooit bij stilstaat. Wanneer je thuis op de wc zit en doortrekt, is daarmee de kous af. Je denkt er niet bij na dat de drol nog een hele weg dient af te leggen. Maar wanneer je merkt dat de oude smeerpijp gewoon ergens in de grond eindigt en dus niet is aangesloten op het openbare riool, wat moet je dan?

dinsdag 16 juni 2009

LES OUVRIERS


Les ouvriers, dat zijn de Franse werkmannen en ambachtslui. Zo vormen een leger van miljoenen mensen en zijn herkenbaar aan hun blauwe uniform (le bleu zegt men daar tegen) en het witte bestelautootje waar ze mee rondrijden. Je komt die witte bestelautootjes vooral tegen op drie plaatsen:



  • 's Ochtends om half acht op alle doorgaande wegen.

  • Op de parkings van restaurants.

  • In de bosrand.

Dat zit namelijk zo. De ouviers hebben een vast levenspatroon. Van maandag tot en met vrijdag vertrekken ze om half acht van huis en rijden dan met grote snelheid ergens heen. Waar ze heen gaan, wordt zelden duidelijk, want je ziet ze vrijwel nooit werken. Om twaalf uur, à midi dus, gaan ze naar een restaurant. Dat hebben de machtige Franse vakbonden ooit bedongen: elke ouvrier heeft recht op een meer dan fatsoenlijke lunch. De prijs hiervan bedraagt 11 tot 13 euro en is overal in Frankrijk verkrijgbaar, met name in de plattelandsrestaurantjes. Ook in Saint-Pompon hebben we zo'n etablissement, om voor de hand liggende reden Chez Bruno genaamd. Hoe het er bij zo'n werkersmaaltijd (répas ouvrier) aan toe gaat, vertel ik u straks. Want nog even moet ik de bosrand verklaren. Wanneer de witte bestelautootjes zich daar bevinden, is het weekend.


De Amerikanen zeggen: Yes we can.


De Fransen zeggen: Yes week end.


In het weekend gaan vrijwel alle plattelanders op jacht, geholpen door de brave doch avontuurlijke mensen uit de steden. Zie je op de meest vreemde plaatsen aan een weiland of bosrand een pordje "parking", dan wordt er een verzamelplaats voor witte bestelautootjes mee bedoeld. De parkeerplaatsen zijn bedoeld voor de drijfjachten waar de Fransozen zo verzot op zijn. Kom daar niet in de buurt want het zijn levensgevaarlijke plekken. De mannen met de geweren stellen zich op langs de openbare weg, want daar kunnen ze het wild zien passeren. De vele anderen, zonder geweer, maken in de bosjes groot kabaal zodat het wild naar de openbare weg wordt gejaagd. Op alles wat beweegt, wordt geschoten. Niet voor niets hebben de deelnemers een verplicht fluoriserend vestje aan. In de krant van maandag staat altijd opgesomd wie op deze onfortuinlijke wijze overleden is, er zijn danig veel doden en gewonden te betreuren. Niet altijd gaat het om verminkte jagers en drijvers, ook het nietsvermoedende publiek kan slachtoffer worden. Dat is een kwestie van op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn. In de bossen van Saint-Pompon werd een vrijend paartje in de billen geschoten, die bewogen te veel.


We komen nu terug bij het répas ouvrier. Van acht tot twaalf zijn de witte bestelautootjes niet te zien geweest, plotseling duiken ze weer op en verzamelen zich voor de restaurants. De mannen in hun bleu gaan naar binnen. Wat ze daar voor een euro of twaalf te wachten staat, grenst aan La Grande Bouffe. Allereerst komt een assiette op tafel met fantasietjes van de chef. Een plakje ham, een augurkje, een blaadje sla, een half eitje met mayonaise, kortom iets wat in de keuen voorhanden is. Daarna komt de soep, die geslurpt wordt met veel brood. Inmiddels is de wijn ingeschonken, die in de prijs begrepen is. Na de soep komt een stevige plat op tafel, waarbij en stuk vlees wordt begeleid door aardappelen of andere goenten. Daarna is het tijd voor de salade. De wijn wordt nog eens bijgeschonken, hetgeen wil zeggen dat het tijd wordt voor de kaas. Nog even een dessertje en de koffie mag komen. Hoe zijn restaurateurs als Buno en Nicole in staat om dit alles voor zo weinig geld op tafel te zetten? Dat heeft alles te maken met economie, ik wijd daar een apart hoofdstuk aan. Dit hoofdstuk ging over witte camionettes, na de lunch zijn ze weer spoorloos verdwenen. Je ziet ze nergens meer, terwijl ik er dringend op wacht. Ik wil namelijk een huis gaan verbouwen en heb ouvriers nodig...

maandag 15 juni 2009

SAINT-POMPON


Saint-Pompon is een dorpje in de Franse binnenlanden. In het département Dordogne (24) om precies te zijn. Ofwel in de Périgord Noir.
Carine en ik belandden hier een jaar of tien geleden. De Périgord was al vele jaren onze vakantiebestemming, want truffels, foie gras, cèpes, aardbeien, kweeperen, cabecou kaasjes, palombes (houtduifjes), vieilles prunes (alcohol), de wijnen van Pécharmant en Monbazillac, in de as (van de open haard) gerijpte hammen, enzovoort, zijn hier nooit ver weg.
Er heerste op zeker moment een hittegolf die niet leuk meer was. We besloten om in de auto wat rond te rijden, de airco was een genot. Al rijdend kwamen we ineens bij een dorpje uit dat een bepaald gevoel had. Net of je er geboren was of er op z'n minst je jeugd had doorgebracht. Dat gevoel hadden we allebei. We besloten om de hitte te trotseren om een wandelingetje te maken. En plotseling was het daar: een bouwval midden in het centrum, pal tegenover het monumentale duizendjarige poortje. Er hing een piepklein handgschreven bordje aan: à vendre. Te koop dus.
We belden het aangegeven nummer en een vrouwtje noemde in rap Frans de prijs. Zoveel miljoen. Die miljoenen konden we niet betalen, dus waren we teleurgesteld. Tot de volgende dag een Fransoos ons uitlegde dat het vermoedelijk om ancienne francs ging. In 1962 is namelijk de Franse franc gedevalueerd. 1 franc werd toen 1 centime. De mensen op het platteland rekenen nog steeds in dat oude spul. Dus werd de vraag plotseling gedeeld door honderd. Dat was een prijs die we met twee vingers in de neus konden betalen.

Nu is het niet zo dat je in Frankrijk meteen naar de notaris kan. Er moeten namelijk officiële onderzoeken gebeuren. Het eerste onderzoek betreft termieten. Een huis met termieten mag namelijk niet worden verkocht. Het tweede onderzoek is de aanwezigheid van lood, vooral in de aanwezige verf. In het najaar waren de rapporten klaar en kon de acte passeren. De notaris mompelde iets over een tuin. Er was toch gaan tuin bij? Jawel, de bewoners van klassieke dorpjes (die voeger een stadsmuur hadden) hebben hun tuin buiten het dorp. Dat was een meevaller. We gingen de notarisdeur uit met enorme sleutels die heel zwaar wogen maar vermoedelijk geen enkele beveiligingswaarde hebben.

Carine had aarzelend toegstemd met de koop. Het was inderdaad een puinhoop. Ze baseerde zich op mijn fantasie en enthousiasme. Op mij vertrouwen, daar kreeg ze aanvankelijk veel spijt van. We begonnen te wroeten in een puinhoop zonder weerga.